Een overzicht van het aantal opgehaalde vrouwen in kinderen t/m november 2020 wordt gegeven in het “Guantanamo rapport” van Rights & Security International (pagina 74).
Bovenstaande grafiek laat zien dat moslimlanden als Kazakhstan, Kosovo en Oezbekistan al grote aantallen vrouwen en kinderen hebben teruggehaald. Deze landen zijn niet bevreesd voor terugkerende vrouwen omdat de kans klein is dat zij aanslagen zullen plegen in hun islamitische thuisland. Rusland heeft veel kinderen teruggehaald, voornamelijk uit de deelrepubliek Tsjetsjenië. Dit is gebeurd om de moslimbevolking in die deelrepubliek te vriend te houden. Rusland repatrieert geen vrouwen uit vrees dat die uit wraak aanslagen zullen plegen tegen de Russische overheid. Rusland heeft in Syrië een zeer actieve rol gespeeld bij de strijd tegen IS.
Vergeleken bij Rusland en de islamitische landen hebben West-Europese landen nog zeer weinig vrouwen en kinderen teruggehaald. Om dat de aantallen zo klein zijn dat de gegevens per land niet te onderscheiden zijn in Figuur 1, zijn dezelfde gegevens gepresenteerd in de figuur hieronder, maar met een fijnere schaalindeling.
De aantallen per land bedragen slechts enkele tientallen, en voor de meeste landen zelfs minder dan tien. Nederland staat met twee teruggehaalde kinderen op een van de laagste plaatsen in de ranglijst. En deze twee kinderen werden niet eens door Nederlandse hulpverleners opgehaald, maar mochten “meeliften” met een transport van Franse kinderen. De lage inspanning van Nederland is verbazend omdat ons land altijd zo prat gaat op zijn humanitaire waarden.
In principe zijn de meeste West-Europese landen wel bereid om de kinderen terug te halen, maar er bestaat in deze landen een wijdverbreide afkeer van de vrouwen, en ook de angst dat ze mogelijk aanslagen zullen gaan plegen na terugkeer in hun thuisland. Deze vrees wordt aangewakkerd door extreemrechtse partijen in deze landen. Angst voor aanslagen is begrijpelijk in landen die in het verleden getroffen zijn door IS aanslagen zoals Frankrijk, België, Engeland en Duitsland. Echter, ook in landen echter die geen slachtoffers te betreuren hebben van IS-aanslagen is de weerstand tegen terughalen van de vrouwen groot; zó groot zelfs dat de landen alleen bereid zijn kinderen te repatriëren waarvan vast staat dat de ouders zijn overleden.
Medio 2019 leek het er even op dat landen als Frankrijk en België bereid waren om al hun vrouwen en kinderen te repatriëren. Toen peilingen onder de bevolking echter aangaven dat het politieke draagvlak gering was, zijn de plannen voor onbepaalde tijd in de ijskast gezet.
Op dit moment (aug 2021) lijkt er weer draagvlak te komen voor repatriëring. In december 2020 hebben Duitsland en Finland in een gezamenlijke operatie 5 vrouwen en 18 kinderen terug gehaald, waarmee ze lieten zien dat terughalen technisch gezien mogelijk is. Ook België heeft met Kerstmis 2020 een kind opgehaald. In maart heeft de Belgische veiligheidsdienst OCAD besloten dat België zijn kinderen moet terughalen. Voor de moeders zal dit van geval tot geval bekeken worden. Verder heeft Denemarken op 18 mei besloten om alle Deense kinderen en moeders terug te halen.
Op 5 juni jl. haalde Nederland 1 vrouw samen met 3 kinderen op uit Syrië. Dit gebeurde omdat de rechtbank gedreigd had anders de strafzaak tegen de vrouw te beëindigen. In dat geval zou zij later nooit meer opnieuw aangeklaagd kunnen worden. De Nederlandse regering is echter niet van plan om vrouwen en kinderen uit humanitaire of veiligheidsredenen terug te halen uit Syrië.