Waarom zitten de teruggekeerde vrouwen op de Terroristen Afdeling?

Op dit moment zitten er 17 Nederlandse vrouwen van IS-strijders op de Terroristen Afdeling (TA) van de gevangenis in Zwolle. De vrouwen zijn dit jaar door de regering teruggehaald uit Syrië om te voorkomen dat ze hun straf zouden ontlopen. Vijf van hen zijn al in februari opgehaald en de andere twaalf begin november. Bij aankomst in Nederland werden hun kinderen afgenomen en overgedragen aan de Kinderbescherming. De vrouwen krijgen hun kinderen slechts eenmaal in de zes weken op bezoek. Op de TA zitten zij afgescheiden van de andere gevangen om te voorkomen dat zij radicale ideeën verspreiden. Zij leven onder een zwaarder regime dan de overige gevangenen en mogen per dag slechts 5 uur hun cel uit. Al hun in- en uitgaande post wordt nagekeken en gekopieerd, en de directie van de PI bepaalt met wie zij mogen corresponderen. De vrouwen mogen slechts eenmaal per week bezoek ontvangen, en dan alleen nog in het bijzijn van een bewaker.

In dit artikel leg ik uit waarom de vrouwen opgesloten zitten op de Terroristen Afdeling en waarom dit naar mijn mening onrechtvaardig is en schadelijk voor hun kinderen.  

Waarom vertrokken de vrouwen indertijd naar Syrië?

De voornaamste aanklacht tegen de vrouwen is dat zij zijn uitgereisd naar Syrië met de bedoeling om zich daar aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Iedereen die het boek ‘Kalifaatontvluchters’ van Marion van San gelezen heeft, weet dat deze aanklacht voor de meeste vrouwen ongegrond is. De meeste van hen waren op het moment van vertrek nog zeer jong. Vaak hadden ze problemen thuis en waren ze blij dat ze een luisterend oor vonden bij vriendinnen in de salafistische wereld. Via de geraffineerde propaganda van IS werden zij in korte tijd gehersenspoeld en de jihadistische wereld binnengezogen. Door ouders is de transformatie van hun dochters vaak beschreven als de verandering die meisjes doormaken wanneer ze in de ban komen van een loverboy.

De vrouwen en meisjes waren ervan overtuigd geraakt dat moslims in Nederland gediscrimineerd werden, en dat Nederland geen goede plaats was om hun religie te belijden. Ze droomden van de stichting van een nieuw land waarin zij in alle vrijheid hun geloof volgens de oorspronkelijke regels konden praktiseren. Anderen vertrokken om moslims in Syrië te helpen, en weer anderen simpelweg omdat hun ze man wilden (of moesten) volgen op zijn reis naar Syrië. Geen van de vrouwen werd aangetrokken door het geweld dat IS in Syrië pleegde; integendeel, zij droomden juist van een vreedzame en ideale wereld.

Voor de mannen lag dat geheel anders. Zij droomden ervan om in Syrië een heldhaftige strijd te voeren tegen de ‘ongelovigen’. Mannen vinden oorlog voeren altijd erg interessant getuige de video games die ze spelen. En met de oorlog tegen ongelovigen konden zij volgens radicale imams veel punten scoren. Als ze zouden omkomen in de strijd, zouden ze rechtstreeks naar het paradijs gaan en daar een ereplaats krijgen. Ze waren dus niet bang om te sneuvelen.

Aangekomen in Syrië was er geen weg terug

Aangekomen in Syrië sloten de mannen, met in hun kielzog de meegereisde vrouwen en kinderen, zich aan bij een van de verschillende strijdgroepen die vochten tegen Assad. Uiteindelijk gingen die allemaal op in één groep die zich Islamitische staat (IS) noemde.

Sommige van de vrouwen raakten meteen bij aankomst in Syrië al gedesillusioneerd, terwijl dit bij anderen meer tijd in beslag nam. Sommige vrouwen voelden zich aanvankelijk gelukkig in het kalifaat en maakten er zelfs propaganda voor op sociale media. In hoeverre zij zich op dat moment al bewust waren van de gruweldaden van IS valt moeilijk na te gaan. In de wereld waarin zij leefden, werden de verhalen over executies en onthoofdingen afgedaan als Amerikaanse propaganda. Mensen worden altijd gemakkelijk beïnvloed door staatspropaganda en de ideeën van mensen in hun omgeving. Dat zien we momenteel bij de Russische bevolking die nog steeds niet lijkt te geloven dat hun soldaten gruweldaden plegen in Oekraïne. En we zagen het in de Tweede Wereldoorlog toen de Duitse bevolking niet scheen te beseffen dat de onderdrukking van West Europa en de vernietiging van het Joodse volk in strijd was met de christelijke beschaving waarop de Duitse samenleving altijd gebaseerd was geweest.

De vrouwen die kort na aankomst in Syrië al tot de conclusie  kwamen dat hun reis naar Syrië een vergissing was geweest, probeerden te ontsnappen uit IS-gebied. In de praktijk was dit echter bijna onmogelijk; zie het relaas van Laura Hansen. De meeste vrouwen die probeerden te ontsnappen, werden door de Koerden opgepakt en in kampen opgesloten.

Na de val van het laatste IS-bolwerk Baghouz in maart 2019 werden de resterende vrouwen en kinderen; de meesten van hen gewond, ziek en uitgehongerd, ook opgepakt en overgebracht naar de Koerdische detentiekampen.

Westerse landen weigerden hun vrouwen en kinderen terug te halen

Journalisten die begin 2019 de kampen bezochten, schrokken van de ellende die ze daar aantroffen (klik hier voor pdf versie artikel NYT). De kinderen waren ziek en ondervoed, en in het kamp al-Hol waar 70.000 vrouwen en kinderen verbleven, stierven gemiddeld 2 kinderen per dag.  Internationale hulporganisaties en de VN riepen de moederlanden van de opgesloten vrouwen dringend op om hun burgers zo snel mogelijk terug te halen. Aanvankelijk leken de meeste westerse landen daar ook toe bereid, maar door negatieve berichtgeving in de media was er uiteindelijk geen politiek draagvlak voor te vinden. Veel mensen waren bang dat de vrouwen alleen maar terug wilden naar Europa om daar aanslagen te plegen. Die boodschap werd vooral uitgedragen door rechtse politici (waaronder CDA’ers zoals Van Helvert) die hoopten hiermee de gunst van de kiezers te winnen.

De Nederlandse regering, onder leiding van VVD en CDA, besloot daarom de vrouwen en kinderen niet actief terug te halen. Het officiële argument was dat de vrouwen oorlogsmisdaden hadden gepleegd, en dat ze daarvoor ‘in de regio’ berecht moesten worden, dat wil zeggen ergens in Syrië of Irak. Iedereen wist dat dit in de praktijk onmogelijk was, maar het was een mooi excuus om niet in actie te hoeven komen.

Verslechterende omstandigheden in de kampen

Naarmate de tijd verstreek, werd de situatie in de kampen steeds ondragelijker. De commandant van de Amerikaanse troepen in het Midden Oosten beschreef in 2022 de situatie in kamp al-Hol als ‘een humanitaire catastrofe’ en een ‘brandhaard van menselijk lijden’. Hij noemde het kamp een ‘regelrechte broedplaats voor IS’. De kampen werden gedomineerd door vrouwen die nog steeds trouw waren aan IS en die van de andere vrouwen eisten dat ze ook de zwarte kleding en nikab bleven dragen. Deden die dat niet, dan werd hun tent in band gestoken en werden ze mishandeld of vermoord. De kampen ontwikkelden zich daardoor tot ‘mini-kalifaatjes’ waar IS nog steeds de dienst uitmaakte. Uiteindelijk besloten in 2022 de meeste westerse landen om hun vrouwen en kinderen toch terug te halen om te voorkomen dat de kinderen zouden opgroeien tot nieuwe jihadisten. Alleen Nederland, samen met Engeland, bleef zich halsstarrig verzetten tegen terughalen met het argument dat dit te gevaarlijk was voor hulpverleners. 

De terugkeer van de Nederlandse vrouwen

In Nederland bedacht een advocaat echter een manier om de overheid te dwingen de vrouwen toch terug te halen. Op zijn advies spanden de vrouwen een rechtszaak aan tegen de Nederlandse staat waarbij ze zich beriepen op hun recht om persoonlijk aanwezig te mogen  zijn bij de behandeling van hun strafzaak in Nederland. De rechtbank ging hierin mee, en oordeelde dat de lopende strafzaken tegen de vrouwen niet eindeloos gerekt mochten worden. De regering kreeg een half jaar de tijd om de vrouwen op te halen. Gebeurde dat niet, dan zou de zaak tegen de vrouwen gesloten worden. Onder de dreiging dat de vrouwen misschien hun straf zouden ontlopen, bleek de regering plotseling wél in staat te zijn om de vrouwen en kinderen op te halen.

Hoe gevaarlijk zijn de teruggekeerde vrouwen?

Na aankomst in Nederland werden de vrouwen opgesloten op de Terroristen Afdeling van de gevangenis in Zwolle. De behandeling van de vrouwen als terroristen is gebaseerd op adviezen van de veiligheidsdiensten, en met name de rapporten van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Deze rapporten worden twee maal per jaar (vroeger vier maal per jaar) gepubliceerd onder de titel “Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. In november 2022 verscheen het 57e rapport in deze reeks. In de rapporten wordt steeds een sterk negatief beeld geschetst van de vrouwen die zijn uitgereisd. Er wordt veel aandacht besteed aan de risico’s van terughalen terwijl de risico’s van niet-terughalen worden onderbelicht. In 2021 hebben wij de NCTV al gewezen op de onevenwichtigheid van deze rapporten. Het heeft er de schijn van dat de rapporten van de NCTV beïnvloed worden door de top van het ministerie. In een artikel in de NRC van april 2021 vroegen journalisten zich af of de NCTV werkelijk een onafhankelijk adviesorgaan was, of slechts de loopjongen van de minister. Op dit moment is deze vrees alleen maar groter geworden omdat de huidige minister Yesilgöz altijd een fervent tegenstander is geweest van terughalen, en een ambtelijke dienst zoals de NCTV zich hoort te schikken naar de wensen van de minister.

Wanneer we de feiten op een rijtje zetten, lijkt het gevaar van de teruggekeerde vrouwen schromelijk overdreven. Vóór hun vertrek naar Syrië had geen van de vrouwen ooit een aanslag gepleegd in Nederland of zelfs maar plannen daartoe ontwikkeld. In Syrië hoefden zij alleen huishoudelijk werk te doen; IS vond dat oorlogvoeren niets was voor vrouwen. Volgens de NCTV werden de vrouwen in Syrië  getraind in het gebruik van geweld. Hoewel er inderdaad voorbeelden bestaan van vrouwen die in Syrië beschikten over wapens, lijkt de aanname dat alle vrouwen wapentraining kregen, schromelijk overdreven. En de NCTV houdt geen enkele rekening met het feit dat de teruggekeerde vrouwen intussen allemaal moeder zijn, en dat hun eerste prioriteit nu bij hun kinderen ligt. Het is zeer onwaarschijnlijk dat zij nu alsnog aanslagen zouden willen plegen omdat ze daarmee de toekomst van hun kinderen in gevaar zouden brengen.

Hoe ernstig zijn de misdaden die de vrouwen gepleegd hebben?

Het OM verdenkt de vrouwen van het plegen van ‘zeer ernstige terroristische misdrijven’. Zelfs voordat er een rechter aan te pas is gekomen, bestempelt minister Yesilgöz hen al categorisch als ‘terroristen’. Dat is merkwaardig – zeker voor een minister van justitie – omdat in Nederland iemand pas schuldig is wanneer hij veroordeeld is door de rechter.

Volgens de definitie van de NCTV is terrorisme ‘het uit ideologische motieven plegen van op mensenlevens gericht geweld, dan wel het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke ondermijning en destabilisatie te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden’. Het is moeilijk voor te stellen hoe deze definitie van toepassing kan zijn op de teruggekeerde vrouwen. Voor zover bekend heeft geen van hen ooit geweld gebruikt om de bevolking vrees aan te jagen. Zij waren via hun mannen wel gelieerd aan een organisatie die zich daarmee bezig hield, maar terrorisme was niet het motief waarom zij hun mannen gevolgd zijn naar Syrië.

Uit diverse studies blijkt dat de vrouwen eerder slachtoffers waren van IS dan medeplegers van terroristische misdrijven. De meeste van hen waren niet of nauwelijks volwassen op het moment van vertrek en ze konden de consequenties van hun daden niet overzien. Het is zeer de vraag of de vrouwen volledig toerekeningsvatbaar waren op het moment dat ze vertrokken naar Syrië.

De Koerden beschouwen de vrouwen dan ook niet als misdadigers, afgezien van degenen die lid waren van de religieuze politie. De Syrische vrouwen in de kampen worden daarom al geleidelijk vrijgelaten en teruggestuurd naar hun dorpen. In Zweden en Duitsland was het vertrek naar Syrië indertijd niet strafbaar. In Zweden worden terugkerende vrouwen voor dit feit dan ook niet aangeklaagd of opgesloten. In Duitsland is de drang om de vrouwen te straffen sterker, en worden er andere argumenten gezocht om de vrouwen te kunnen veroordelen. Zo worden zij beschuldigd van plundering wanneer zij samen met hun man in een huis gewoond hebben dat verlaten was door de oorspronkelijke bewoners.

Het is uiteindelijk aan de rechter om te beslissen in hoeverre de vrouwen zich bewust waren van de misdaden van IS op het moment dat zij naar Syrië vertrokken. En ook in hoeverre zij na aankomst in Syrië nog bij machte waren om te ontsnappen uit het kalifaat. Het op dit moment al bestempelen van de vrouwen tot terroristen en oorlogsmisdadigers lijkt wel erg voorbarig.

Nederland had de vrouwen en kinderen al veel eerder terug kunnen halen

Na de val van het laatste IS bolwerk in maart 2019 werden de overgebleven vrouwen met hun kinderen opgesloten in Koerdische detentiekampen. Kort tevoren hadden de vrouwen de heftige eindstrijd  van het kalifaat meegemaakt waarbij velen van hen en hun kinderen gewond waren geraakt. In de kampen waarin ze terecht kwamen, was nauwelijks medische zorg, laat staan psychologische opvang. Bijna alle vrouwen en kinderen kampten daardoor met ernstige medische en psychische trauma’s.

De Nederlandse overheid voelde zich echter niet verantwoordelijk voor de vrouwen en de kinderen, en liet hen drie jaar aan hun lot over. In 2019 bepaalde de Haagse rechtbank dat de staat de Nederlandse kinderen moest ophalen, maar dit vonnis werd vernietigd door het Hof en later ook nog door de Hoge Raad. Het voornaamste argument daarbij was dat ophalen te riskant zou zijn voor Nederlandse hulpverleners. Toen de vrouwen in 2022 dreigden hun straf te ontlopen wanneer ze niet werden teruggehaald, bleek de regering ineens wél daartoe in staat te zijn. Daaruit blijkt dat terughalen ook al in 2019 mogelijk was geweest, en dat de regering dit indertijd op grond van valse argumenten heeft geweigerd. Wanneer Nederland zijn vrouwen en kinderen in 2019 had opgehaald, waren de kinderen minder beschadigd geraakt; waren de vrouwen nu al berecht geweest, hadden ze hun straf uitgezeten en waren ze op dit moment weer gewoon lid geweest van onze maatschappij.

Onrechtvaardigheid tegenover de vrouwen en kinderen

Het bewuste beleid van de Nederlandse regering (zelfs tot op dit moment) om de vrouwen en kinderen niet actief terug te halen, heeft geleid tot een jarenlange onnodige verlenging van hun verblijf in de kampen. Wij beschouwen dit als een groot onrecht dat de vrouwen en kinderen is aangedaan. 

Ook nu de vrouwen en kinderen op last van de rechter zijn teruggehaald, probeert de overheid  nog steeds om hen het leven nog zo moeilijk mogelijk te maken. De vrouwen worden behandeld als terroristen en opgesloten op de Terroristen Afdeling. En hun verblijf op de TA wordt dan weer gebruikt als argument om hen het contact met hun kinderen te ontzeggen. 

Het lijkt erop dat de vrouwen gebruikt worden als zondebok voor alle misdaden die IS in het verleden gepleegd heeft. Omdat de werkelijke daders van die misdaden (de mannen) intussen allemaal gedood zijn of in Iraakse en Syrische gevangenissen zitten, hebben Nederlanders de neiging om hun woede dan maar te koelen op de vrouwen die nu zijn teruggekeerd. Maar de gruweldaden die IS-strijders gepleegd hebben, kunnen niet ongedaan gemaakt worden door er een ander onrecht voor in de plaats te stellen: de onevenredig zware bestraffing van vrouwen en kinderen die niet of nauwelijks verantwoordelijk zijn voor de misdaden van IS. 

De harde aanpak van de teruggekeerde vrouwen doet denken aan de overtrokken reactie van de Nederlandse overheid op de fraude bij de toeslagen voor kinderopvang. Vanwege de fouten van een kleine groep werd een veel grotere groep onschuldigen jarenlang zeer onrechtvaardig behandeld, zelfs met instemming van de Raad van State. Uiteindelijk kwam het hele kabinet ten val toen dit onrecht aan het licht kwam. De regering is nu bezig de fouten uit de kindertoeslagaffaire te herhalen bij de behandeling van de teruggekeerde vrouwen en kinderen uit Syrië.

Scheiding van kinderen en moeders is schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen en hindert hun integratie in de Nederlandse maatschappij

De moeders die gedetineerd zijn op de TA mogen hun kinderen slechts eenmaal per zes weken ontmoeten. Dit is absoluut onvoldoende om de band tussen moeder en kind in stand te houden. In een brief aan minister Weerwind van 16 november 2022 drongen 34 deskundigen op het terrein van jeugdpsychiatrie daarom aan op een verruiming van de omgangsregeling. Volgens de Belgische professor Gerrit Loots is de band tussen moeder en kind de motor voor hun toekomstig re-integratie in onze samenleving.

Ook het Ministerie van Justitie is onder normale omstandigheden deze mening toegedaan. In een publicatie van dit ministerie staat ‘Uit onderzoek weten we dat, als de moeder daartoe in staat is, een goede binding met de kinderen, het voelen van de verantwoordelijkheid van het moederschap, kan helpen om na vrijlating niet meer met justitie in aanraking te komen. Ook blijkt uit onderzoek dat kinderen van gedetineerde ouders/moeders een verhoogd risico lopen om zelf gedragsproblemen te ontwikkelen, met alle gevolgen van dien. Daarom investeert het gevangeniswezen in het behoud van de relatie tussen moeders en hun kinderen’.

Het is vreemd waarom het ministerie dit beleid niet toepast op de vrouwen en kinderen die teruggekomen zijn uit Syrië. Juist in dit geval is het extra belangrijk om de band tussen moeder en kind in stand te houden met het oog op hun toekomstige re-integratie in de maatschappij.

 Ondersteuning van de vrouwen tijdens hun verblijf in de gevangenis

Toen de vrouwen dit jaar eindelijk werden opgehaald uit Syrië, waren ze blij dat er eindelijk een eind kwam aan de hel van de Koerdische kampen. Ze kwamen terug met ‘veel optimisme, motivatie en vertrouwen’ (ik citeer een van de teruggekeerde vrouwen). Door hun lange voorarrest en de scheiding van hun kinderen zijn die gevoelens intussen vervangen door ‘hulpeloosheid, onzekerheid, angst, minderwaardigheidsgevoel, verwarring en ontmoediging’. 

Het is moeilijk – of eigenlijk onmogelijk – om je voor te stellen wat deze vrouwen de afgelopen jaren  allemaal hebben meegemaakt. Drie jaar (voor sommigen zelfs vijf) in lekkende tenten, ’s zomers bloedheet en ’s winters ijskoud, voortdurend in angst voor geweld en brandstichting, en met kinderen die ziek werden door slechte voeding en de afwezigheid van medische zorg. Terwijl alle internationale hulporganisaties erop bleven aandringen dat de vrouwen en kinderen weggehaald moesten worden uit de kampen, bleven westerse regeringen op hun handen zitten.  De vrouwen voelden zich in de steek gelaten door de hele wereld.  Nu ze eindelijk terug zijn in Nederland, hebben ze weliswaar een warme cel, maar ze voelen zich nog net zo in de steek gelaten als toen ze in Syrië zaten. Niemand in Nederland toont enige compassie met hen, en politici roepen om het hardst dat de vrouwen zo zwaar mogelijk gestraft moeten worden. Niet bepaald het welkom waarop ze -misschien tegen beter weten in – gehoopt hadden.

Toch hopen wij dat er in Nederland mensen zijn die vinden dat de vrouwen een tweede kans verdienen. Die hen moed willen inspreken en proberen hun verblijf in de gevangenis een beetje te verlichten. Dat is niet alleen belangrijk voor de vrouwen zelf, maar ook voor hun kinderen. Wanneer de moeders teleurgesteld raken en gedeprimeerd, zal dat ook zijn weerslag hebben op de kinderen. Die zullen altijd blijven terugkomen bij hun moeder, hoe sterk de overheid dit contact momenteel ook belemmert. Een onrechtvaardige behandeling van de moeders zal daardoor ook bij de kinderen tot verbittering leiden. En daar wordt onze maatschappij niet beter van.